flib 50 jaar
Gepubliceerd op: 12 juli 2016

Wanneer is een werkgever aansprakelijk? De grenzen.

De laatste jaren is werkgeversaansprakelijkheid flink uitgebreid. Voorheen kon een werkgever aansprakelijk worden gehouden wegens een schending neergelegd in artikel 7:658 BW. Tegenwoordig is de aansprakelijkheid van een werkgever groter. Een werkgever kan nu ook aansprakelijk zijn op grond van goed-werkgeverschap. Deze norm is neergelegd in artikel 7:611 BW. Wilt u meer weten over wat een advocaat over werkgeversaansprakelijkheid kan vertellen? Neem dan direct contact op.

Werkgeversaansprakelijkheid

Werkgeversaansprakelijkheid welke is gegrond op artikel 7:658 BW, ziet over het algemeen op aansprakelijkheid van de werkgever in gevallen waarbij schade is geleden bij het uitvoeren van de werkzaamheden. Daarbij is dan bepalend of de werkgever tekort is geschoten in diens zorg voor de veiligheid van de werkplek. Werkgeversaansprakelijkheid op grond van artikel 7:611 BW wordt veelal gebruikt bij het schemergebied tussen werk en privé. Dit zijn gevallen die buiten het bereik van artikel 7:658 BW vallen, maar waarbij wel een duidelijk verband bestaat tussen het ontstaan van de schade bij de werknemer en diens werk. Daarbij valt te denken aan schade die is ontstaan bij bedrijfsuitjes, woon-werkverkeer of mishandelingen die een relatie hebben met het werk of de functie van de werknemer bij de werkgever.

Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad zijn er drie typen van werkgeversaansprakelijkheid te onderscheiden:

  1. werkgeversaansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 BW
  2. werkgeversaansprakelijkheid op grond van artikel 7:611 BW variant 1
  3. werkgeversaansprakelijkheid op grond van artikel 7:611 BW variant 2

Artikel 7:658 BW

Als principe geldt dat de aansprakelijkheid van de werkgever op grond van artikel 7:658 BW voort komt uit het nalaten van de werkgever om zorg te dragen voor veiligheid. Indien een werknemer schade heeft opgelopen bij de uitvoering van zijn werkzaamheden, dan is de werkgever daarvoor dus aansprakelijk. Voorwaarde daarbij is dan dat de werkgever tekort is geschoten in diens zorgplicht voor een veilige werkplek van de werknemer. Artikel 7:658 BW is geen absolute garantie dat de werkgever in alle gevallen aansprakelijk is voor schade ontstaan bij de werknemer in de uitoefening van diens werk. Werkgeversaansprakelijkheid volgens artikel 7:658 BW is geen risicoaansprakelijkheid, maar een zogenaamde schuldaansprakelijkheid.

Het simpele feit dat er schade bij de werknemer ontstaat, is onvoldoende om de werkgever daarvoor aansprakelijk te houden. Er dient derhalve een aanvullende omstandigheid te zijn; er moet sprake zijn van de schending van de zorgplicht van de werkgever. Of en wanneer hiervan sprake is, is zeer casuïstisch en hangt af van de omstandigheden van het geval. Daartegenover staat dat de zorgplicht van de werkgever ruim wordt uitgelegd. Er wordt een hoog veiligheidsniveau van de werkomgeving verwacht. Daarbij hoort ook dat de werkgever (veiligheids)instructies geeft en daarop toezicht houdt. De (veiligheids)instructies dienen de werknemer te beschermen tegen de risico’s die gepaard gaan met de uitoefening van de werkzaamheden. Indien er grotere risico’s met de werkzaamheden gepaard gaan, dan is ook de verantwoordelijkheid van de werkgever groter. De werkgever moet er voor zorgen dat de werknemer bewust is én blijft van de eventuele gevaren welke gepaard gaan met de werkzaamheden.

Indien er bij de werknemer toch schade ontstaat, dan kan de werknemer de werkgever daarvoor aansprakelijk stellen. Wegens de bijzondere regels omtrent de stelplicht en bewijslast van artikel 7:658 BW, kan de werknemer ermee volstaan zijn werkgever aansprakelijk te stellen. Daarbij dient de werknemer alleen te bewijzen dat de schade is ontstaan in de uitvoering van de werkzaamheden. De werkgever kan daarna alleen nog aan de aansprakelijkheid ontkomen, indien hij kan bewijzen dat (i) aan de zorgplicht voor veiligheid is voldaan, of (ii) dat sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer ten gevolge waarvan de schade is ontstaan. De bewijslast daarvoor ligt bij de werkgever.

Uit de rechtspraak volgt dat indien de werknemer schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werk, niet snel wordt aangenomen dat de werkgever aan zijn zorgplicht heeft voldaan. In de meeste gevallen slaagt een werknemer er in de werkgever aansprakelijk te houden voor de geleden schade. De uitzondering voor opzet of bewuste roekeloosheid komt in de praktijk zelden voor en speelt daarmee een zeer geringe rol.

Artikel 7:611 BW variant 1

De aansprakelijkheid van de werkgever op grond van 7:611 BW variant 1 komt eveneens voort uit een tekortkoming van de werkgever in de zorg voor veiligheid van de werknemer. Alhoewel beide artikelen dus eenzelfde zorgplicht van de werkgever betreffen, zijn er verschillen wat betreft de stelplicht en bewijslast. Ook de eigen schuld van werknemer speelt in beide grondslagen een andere rol.

Ondanks de ruime toepassing van artikel 7:658 BW, bleken er toch gevallen te zijn waarin de schade bij de werknemer niet onder de reikwijdte van het artikel viel. Dit was met name het geval indien de schade niet direct op de werkplek was gebeurd maar wel anderszins was gerelateerd aan het werk. Daarbij valt te denken aan ongelukken tijdens bedrijfsuitjes of tijdens werk-werkverkeer of woon-werkverkeer waarbij dit verkeer een werk gerelateerd karakter heeft. Zuiver woon-werkverkeer valt buiten de verantwoordelijkheid van werkgever. Om ook voor deze gevallen het mogelijk te maken de werkgever verantwoordelijk te houden voor de ontstane schade, heeft de Hoge Raad de open norm van goed werkgeverschap van artikel 7:611 BW als nieuwe grondslag geïntroduceerd.

De Hoge Raad heeft aangegeven dat in sommige gevallen een zorgplicht van de werkgever kan worden aangenomen bij ongevallen die zich in het schemergebied tussen werk en privé bevinden. Ook in die gevallen kan er een verplichting zijn voor de werkgever om zorg te dragen voor veiligheid van de werknemer. De werkgever dient ervoor te zorgen dat de risico’s tot het minimum worden beperkt en dat de werknemer voldoende wordt gewaarschuwd voor eventuele veiligheidsrisico’s. De mate waarin dit moet gebeuren, hangt mede af van de omstandigheden van het geval. Hoe meer controle de werkgever over de situatie kan hebben, hoe meer verantwoordelijkheid hij heeft.

Daarmee fungeert de grondslag van artikel 7:611 BW voor werkgeversaansprakelijkheid als een vangnet indien een aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 BW niet slaagt. En dan met name niet slaagt omdat de schade niet op de werkvloer is ontstaan of niet direct tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden. Bij de toepassing van artikel 7:611 BW speelt de eigen schuld van de werknemer wel een rol en daarmee ook de opzet of bewuste roekeloosheid die eerder worden aangenomen.

Derhalve heeft de werkgever meer handvaten om onder een aansprakelijkheid uit te komen. Ook de stel en bewijsplicht zijn bij de grondslag 7:611 BW ongunstiger voor de werknemer. Het bewijzen van de schade is niet voldoende. De werknemer zal ook moeten bewijzen dat de werkgever tekort is geschoten in de nakoming van zijn zorgverplichting.

Artikel 7:611 BW variant 2

Tot slot, kennen we de grondslag voor de werkgeversaansprakelijkheid op grond van artikel 7:611 BW variant 2. Dit betreft gevallen waarbij de werkgever niet zozeer een verwijt treft omdat het niet aan de zorgverplichting jegens de werknemer zou hebben voldaan, maar waarbij de werkgever heeft nagelaten een behoorlijke verzekering voor de risico’s af te sluiten. Het gaat hier dus om een verzekeringsplicht. Het ontbreken van de verzekering wordt werkgever in zo’n geval aangerekend ten gevolge waarvan de werkgever aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade bij de werknemer.

De aansprakelijkheid van de werkgever ontstaat dan niet doordat de werkgever te kort is geschoten in diens verplichting zorg te dragen voor veiligheid van de werknemers, maar door het niet zorgen voor een verzekering voor de veiligheidsrisico’s. Daarbij is dan van belang dat de werkgever zich wel had kunnen verzekeren tegen de omstandigheid waaronder de schade bij de werknemer is ontstaan. Het moet dus wel een verzekerbaar risico zijn.

De achtergrond van deze aansprakelijkheidsgrond is dat wanneer sprake is van een situatie waarbij de werkgever niet effectief maatregelen kan treffen of aanwijzingen kan geven met het oog op de veiligheid, en daarmee niet of nauwelijks invloed op de risico’s kan uitoefenen, van goed-werkgeverschap verwacht mag worden dat de werkgever zich adequaat tegen deze risico’s verzekert. Indien de werkgever dat nalaat, dan is de werkgever aansprakelijk jegens de werknemer indien en voor zover de werknemer hierdoor schade lijdt. Het uitgangspunt is daarbij dus dat de werknemer bij een verzekering geen schade zou hebben geleden omdat de verzekeraar de schade dan zou hebben gedekt. De werkgever hoeft dus niet alle schade te vergoeden, maar alleen die schade die anders door de verzekeraar zou worden vergoed.

Woon-werkverkeer of werk-werkverkeer

Over de aansprakelijkheid van de werkgever voor schade bij de werknemer tijdens woon-werkverkeer is veel te doen geweest. De conclusie is uiteindelijk dat de werkgever niet zonder meer aansprakelijk is voor de schade bij de werknemer ontstaan tijdens het woon-werkverkeer.

Vuistregel is:

  • Zuiver woon-werkverkeer vindt plaats in de privésfeer van de werknemer. Hiervoor is de werkgever dus niet aansprakelijk;
  • Werk-werkverkeer (verkeer tijdens werktijd in de uitoefening van de werkzaamheden) valt onder de omschrijving van werkplek. Hiervoor is de werkgever dus wel aansprakelijk.

Ingewikkelder wordt het indien het woon-werkverkeer niet zuiver woon-werkverkeer is. Bijvoorbeeld indien collega’s carpoolen, of indien de werknemer tijdens de rit iets doet dat werk gerelateerd is zoals via een postbus rijden, pakje afgeven, etc. Kortom, er moet altijd sprake zijn van een bijzondere omstandigheid waardoor het woon-werkverkeer op één lijn gesteld kan worden met het uitvoeren van de werkzaamheden.

Aansprakelijkheid bij ZZP-ers

Bijzondere aandacht behoeft tevens de werkgeversaansprakelijkheid bij ZZP-ers. Het inhuren van ZZP-ers (zelfstandigen zonder personeel) is de laatste jaren gemeengoed geworden. Dat de opdrachtgever verantwoordelijk kan zijn voor schade die wordt veroorzaakt door de ZZP-er staat niet ter discussie.

Daarnaast geldt dat een opdrachtgever ook aansprakelijk kan zijn voor schade die de ZZP-er lijdt in de uitoefening van zijn opdracht. De Hoge Raad heeft bevestigd dat ook ZZP-ers een beroep kunnen doen op de arbeidsrechtelijke bescherming bij arbeidsongevallen. De leer van de werkgeversaansprakelijkheid is dan ook, zei het in beperkte mate, relevant voor de ZZP-er.

De toepassing is namelijk beperkt voor de situaties waarbij de ZZP-er wordt ingeschakeld voor werkzaamheden die thuis horen binnen de normale bedrijfsactiviteiten van de opdrachtgever. Met andere woorden, ook de gewone werknemers van de opdrachtnemer kunnen deze werkzaamheden uitvoeren. De werkgeversaansprakelijkheid is daarmee nadrukkelijk niet van toepassing op situaties waarbij de ZZP-ers juist wordt ingeschakeld voor werk dat niet door de eigen werknemers wordt of kan worden gedaan en daarmee niet binnen de normale bedrijfsactiviteiten vallen. Daarbij kan gedacht worden aan schilderwerkzaamheden aan het bedrijfspand, reparaties, loodgieterswerk. Het aantal ZZP-ers die een beroep op de toepassing van de werkgeversaansprakelijkheid kan doen, zal dus beperkt zijn.

Nu de zorgplicht van een werkgever op grond van werkgeversaansprakelijkheid ook kan gelden voor ingehuurde ZZP-ers, gaat diens verantwoordelijkheid verder dan de normale wettelijke aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt aan derden. Ook de bewijspositie komt voor deze situatie anders te liggen: het is nu veelal aan de werkgever die moet bewijzen dat hij aan zijn zorgplicht jegens de ZZP-er heeft voldaan.

Het is daarmee in ieder geval raadzaam om de verzekeringspolissen te controleren en er zeker van te zijn dat de ZZP-er onder de verzekeringspolis valt.

In de praktijk

Wat betekent deze regelgeving voor de praktijk? Kort en goed komt het op het volgende neer:

  1. De werkgever is aansprakelijk voor schade die bij de werknemer ontstaat in de uitvoering van zijn werkzaamheden;
  2. Deze aansprakelijk geldt ook voor het schemergebied tussen werk en privé indien de oorzaak van de schade verband houdt met het werk van de werknemer. In deze situatie kan de eigen schuld van de werknemer een rol spelen;
  3. De werkgever is niet aansprakelijk in geval van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van de werknemer;
  4. De werkgever kan aansprakelijk zijn voor schade bij de werknemer, indien de werkgever niet is verzekerd maar er wel verzekeringsmogelijkheden zijn;
  5. De werkgever kan als opdrachtgever aansprakelijk zijn voor de schade die een ZZP-er lijdt in de uitoefening van zijn opdracht;
  6. De werkgever dient er dus voor te zorgen dat – waar mogelijk – de activiteiten van de ZZP-er vallen onder de verzekeringspolis van de werkgever.

De advocaten van Fruytier Lawyers in Business zijn gespecialiseerd in arbeidsrechtelijke vraagstukken waaronder ook de werkgeversaansprakelijkheid. Als uw partner kunnen wij met onze kennis en ervaring u verder adviseren over welke eventuele concrete gevolgen de werkgeversaansprakelijkheid voor uw organisatie kan hebben. Meer weten over ondernemingsrecht, bestuursrecht of arbeidsrecht? Neem vrijblijvend contact met ons op.

Fruytier Lawyers in Business
Fruytier Lawyers in Business

Artikelen door Fruytier Lawyers in Business

10 augustus 2023
Ontdek meer
Fruytier Lawyers in Business
26 juli 2023
Ontdek meer
Fruytier Lawyers in Business
19 augustus 2022
Ontdek meer
Fruytier Lawyers in Business
29 juni 2022
Ontdek meer
Fruytier Lawyers in Business
28 juni 2022
Ontdek meer
Fruytier Lawyers in Business
Stuur ons een bericht

Voor verdere vragen kunt u het formulier hieronder gebruiken. Wij nemen dan zo spoedig mogelijk contact met u op.