Nieuwe ontwikkeling in schijnzelfstandigheidsdebat
VVD, D66, CDA en SGP hebben een initiatiefwetsvoorstel ingediend als alternatief voor de VBAR: de Zelfstandigenwet. De partijen willen hiermee een wettelijk kader bieden wat ook vooraf voldoende zekerheid biedt over de kwalificatie van de werkrelatie. Het heeft meer oog voor de intentie van partijen en respecteert de behoefte van veel zzp-ers aan vrijheid en autonomie. De wet is geïnspireerd op de Belgische Arbeidsrelatiewet. Het wetsvoorstel bestaat uit drie toetsen.
De Zelfstandigentoets
De kern van deze nieuwe wet is de zogenaamde zelfstandigentoets. Waar de wet DBA en de VBAR zich richten op de arbeidsrelatie achteraf, biedt deze toets vooraf al veel meer duidelijkheid. De toets kijkt of iemand daadwerkelijk ondernemer is. Van belang zijn onder andere:
- of de zelfstandige zich heeft ingeschreven in de Kvk en een btw nummer heeft;
- de zelfstandige meerdere opdrachtgevers heeft;
- hij investeert in eigen bedrijfsmiddelen;
- en een voorziening heeft voor arbeidsongeschiktheid en pensioen.
Werkrelatietoets
Deze toets beoordeelt welke elementen in de werkrelatie dominant aanwezig zijn en een belemmering zouden zijn om die werkrelatie zelfstandig uit te voeren. Er wordt een antwoord gegeven op de volgende vragen:
- is er sprake van een vrije keuze voor de samenwerking?
- mag de zelfstandige zijn eigen werktijd en verlof bepalen?
- heeft de zelfstandige een grote mate van vrijheid om de werkzaamheden naar eigen inzicht uit te voeren?
- kan de opdrachtgever direct hiërarchische controle uitvoeren?
Sectoraal rechtsvermoeden
De VBAR introduceerde al een rechtsvermoeden gekoppeld aan een minimum uurtarief. Verdient iemand minder dan dit minimum uurtarief, dan wordt een arbeidsovereenkomst vermoed. De Zelfstandigenwet introduceert een extra rechtsvermoeden toegespitst op bepaalde sectoren met en hoog risico op schijnzelfstandigheid. In België zijn dat bijvoorbeeld de sectoren bouw, schoonmaak en land- en tuinbouw. Deze sectoren en de criteria zouden nog verder moeten worden uitgewerkt.
Beoordelingscommissie
Het wetsvoorstel stelt ook voor een commissie in het leven te roepen die kan adviseren en beslissen over de kwalificatie van de werkrelatie. Dit kan op initiatief van partijen. Dit oordeel zou bindend moeten zijn voor instanties als de Belastingdienst of het UWV. Het is niet de bedoeling dat alle relaties vooraf op deze wijze beoordeeld moeten worden want dat is niet haalbaar, maar publicatie van deze oordelen zou vanzelf tot regulatie moeten leiden.
Eigen verantwoordelijkheid in plaats van werkgeversrisico’s
Belangrijk verschil met het huidige wetsvoorstel VBAR is dat de intentie van partijen weer van belang is. Daarnaast lijkt de verantwoordelijkheid te worden verlegd van de opdrachtgever naar de zzp-er zelf. Het wetsvoorstel gaat nu in zogenaamde ‘pre-consultatie’. De initiatiefnemers publiceren de concept-memorie van toelichting en willen eerst zoveel mogelijk inbreng vanuit het werkveld verwerken. Daarna wordt de wet aangeboden aan de Raad van State en vervolgens aan het Parlement. Er is jarenlang gewerkt aan de VBAR, de vraag is of de minister deze zomaar laat varen en de nieuwe Zelfstandigenwet omarmt.
Vragen
Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel, of over het arbeidsrecht in het algemeen? Neem dan contact op met een van onze advocaten via de mail, telefoon of het contactformulier voor een vrijblijvend eerste gesprek. Wij denken graag met u mee.