flib 50 jaar
Home » Expertise » Ondernemingsrecht » Bestuurdersaansprakelijkheid

Bestuurdersaansprakelijkheid

Bestuurdersaansprakelijkheid is de aansprakelijkheid van de bestuurder van een rechtspersoon, zoals een bv, nv, vereniging of stichting. Deze aansprakelijkheid valt onder het ondernemingsrecht en geldt voor de bestuurder die handelt namens een rechtspersoon. Een bestuurder die taken niet goed uitvoert kan door de rechtspersoon of het bedrijf aansprakelijk gesteld worden voor geleden schade. Voorbeelden van aansprakelijkheid van bestuur en onbehoorlijk bestuur zijn onder meer wanbeleid, het nemen van onnodige financiële risico’s of in strijd handelen met de bedrijfsstatuten.

Aansprakelijkheid van bestuur: zakelijk en privé

Bestuurder zijn van een besloten vennootschap is geen erebaantje. Bestuurders nemen dagelijks belangrijke beslissingen die voor zowel de onderneming zelf als voor derden grote gevolgen teweeg kunnen brengen. Daarmee heeft het bestuur macht en verantwoordelijkheid in handen; zij kunnen daarvoor dan ook aansprakelijk worden gesteld.

Een rechtspersoon staat in beginsel wat het vermogensrecht betreft gelijk met een natuurlijk persoon. Dat betekent dat de rechtspersoon zelf drager van rechten en plichten is en dus ook met zijn eigen vermogen aansprakelijk is voor zijn eigen schulden. Mede vanwege dit eigen afgescheiden vermogen vormt de bv een populaire rechtsvorm. Immers, bestuurders zijn in beginsel niet aansprakelijk voor de schulden van de vennootschap. De bestuurder die echter denkt zichzelf afgeschermd te hebben tegen iedere vorm van privé-aansprakelijkheid komt bedrogen uit.

Interne bestuurdersaansprakelijkheid

Artikel 2:9 BW regelt de bestuurdersaansprakelijkheid tegenover de rechtspersoon zelf, ook wel interne bestuurdersaansprakelijkheid genoemd. De bestuurder heeft verplichtingen tegenover de vennootschap zijn taak op een behoorlijke wijze te vervullen. Als de vennootschap grote schade lijdt als gevolg van de onbehoorlijke taakvervulling door een bestuurder, kan de rechtspersoon de desbetreffende (ex)bestuurder aansprakelijk stellen wegens wanprestatie.

De Hoge Raad heeft bepaald dat voor aansprakelijkheid vereist is dat aan een bestuurder een ernstig verwijt van onbehoorlijk bestuur kan worden gemaakt. Dat wil dus zeggen dat er sprake is van een onmiskenbare tekortkoming: de bestuurder heeft niet voldaan aan de verplichting zijn taak te vervullen op de wijze waarop een redelijk bekwame en redelijk handelende functionaris die taak had moeten vervullen. Of sprake is van een ernstig verwijt of onrechtmatige daad, moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval.

Décharge

Bestuurders doen in de praktijk vaak beroep op de verlening van een zogenaamde décharge. Door middel van een décharge wordt de bestuurder kwijting verleend van aansprakelijkheid van bestuur voor het beleid dat een bestuurder tot op het moment van décharge heeft gevoerd.

Geen vrijbrief

Décharge vormt voor de bestuurder echter geen vrijbrief tegen aansprakelijkheidstelling. Ten eerste beschermt het de bestuurder slechts tegen interne aansprakelijkheid en ook alleen voor het beleid van de bestuurder, zoals dat blijkt uit de jaarrekening. Onder de décharge vallen alleen die zaken die kenbaar zijn uit de jaarstukken of die expliciet aan de vergadering van aandeelhouders zijn meegedeeld.

Alles dat daarbuiten (informeel) aan een aandeelhouder kenbaar is geworden, maar niet formeel in de vergadering aan de orde is gekomen en waarover niet officieel een besluit is genomen, valt niet onder de décharge. Het effect hiervan is dat een bestuurder zich niet al te gemakkelijk op een verleende décharge kan beroepen om bestuurdersaansprakelijkheid tegenover de vennootschap in de kiem te smoren. Daarnaast doet het geen afbreuk aan het feit dat de bestuurders nog steeds extern aansprakelijk gesteld kunnen worden.

De wetgeving op dit gebied gaat bovendien uit van een collectieve aansprakelijkheid van het gehele bestuur. Dat betekent dat een bestuurder ook aansprakelijk kan worden gesteld voor activiteiten en fouten van andere leden binnen het bestuur.

Externe bestuurdersaansprakelijkheid

Bestuurdersaansprakelijkheid kan ook extern, dus tegenover derden, van toepassing zijn. Denk bij derden bijvoorbeeld aan schuldeisers en de curator in het geval van faillissement van de vennootschap. De wet kent een verschillende situaties die leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder tegenover derden bij een faillissement.

Collectiviteit van bestuur voor aansprakelijkheid

Het uitgangspunt is dat het bestuur van een vennootschap collectief handelt en dus collectief hoofdelijk aansprakelijk is voor het beleid. Ook indien de bestuurder niet direct betrokken is bij de schadeveroorzakende handelingen, brengt de collectiviteit van het bestuur mee dat ook die bestuurder wel aansprakelijk kan worden gehouden. Ongeacht de taakverdeling binnen het bestuur.

Indien een bestuurder een ernstig verwijt gemaakt kan worden zijn dus ook de andere bestuurders hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. Er zijn wel uitzonderingen op deze regel. Disculpatie van een bestuurder is mogelijk indien die kan aantonen dat (I) de kwestie niet tot zijn werkkring behoorde, (II) de tekortkoming niet aan hem te verwijten is en (III) de bestuurder kan aantonen niet nalatig geweest te zijn geweest in het treffen van maatregelen ter voorkoming van de aansprakelijkheid.

Faillissement door kennelijk onbehoorlijk bestuur

Een belangrijke wettelijke aansprakelijkheidsgrond voor bestuurdersaansprakelijkheid bij een faillissement wordt geregeld in Artikel 2:248 BW. Deze bepaling geeft bijzondere regels voor de aansprakelijkheid van bestuurders van een bv in het geval een faillissement van de vennootschap. Bij een faillissement van een onderneming kan de curator de (voormalige) bestuurders van de onderneming aansprakelijk stellen voor het tekort in de faillissementsboedel. Daarvoor geldt een aantal condities: er moet bewezen worden dat een bestuurder zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld én dit kennelijk onbehoorlijk bestuur moet een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn.

Slechte boekhouding als bewijslast

De wetgever schiet de curator daarbij te hulp met een bijzondere bewijsregel: indien het bestuur geen fatsoenlijke boekhouding heeft bijgehouden of de jaarrekening niet of niet tijdig op het kantoor van het handelsregister is gedeponeerd, wordt aanwezig geacht dat een bestuurder zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en vermoed dat kennelijk onbehoorlijk bestuur de voornaamste of een belangrijke oorzaak van het faillissement is.

De bewijslast wordt dus met andere woorden omgekeerd: er is sprake van bestuurdersaansprakelijkheid, tenzij er tegenbewijs is. Een bestuurder is niet aansprakelijk bij een faillissement als hij kan bewijzen dat de onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur niet aan hem te wijten is en dat hij niet nalatig is geweest in het nemen van maatregelen om de gevolgen te beperken. Dat is voor een bestuurder alleen zeer moeilijk te bewijzen.

Rechtshandelingen vóór inschrijving in handelsregister

Een ander voorbeeld van een specifieke wettelijke bepaling omtrent bestuurdersaansprakelijkheid betreft de regel dat bestuurders, naast de vennootschap, hoofdelijk aansprakelijk zijn voor elke rechtshandeling die verricht is vóórdat dat de vennootschap is ingeschreven in het handelsregister en voor daar een authentiek afschrift van de oprichtingsakte is neergelegd.

Privé en persoonlijk aansprakelijk stellen

Naast de specifieke wettelijke bepalingen aangaande bestuurdersaansprakelijkheid heeft ook de rechtspraak op dit terrein bepaald niet stil gezeten. Bestuurders kunnen blijkens de rechtspraak namelijk ook in privé tegenover derden aansprakelijk zijn wegens onrechtmatig handelen, een onrechtmatige daad of in geval zij persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor een ernstig verwijt. De rechtspraak toont twee categorieën van gevallen die bij uitstek persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder uit onrechtmatige daad grondvesten.

De eerste categorie betreft gevallen waarin een bestuurder namens de rechtspersoon heeft gehandeld en de rechtspersoon te lichtvaardig heeft verbonden. De tweede categorie betreft situaties waarin de bestuurder bewust heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de rechtspersoon haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt.

Ernstig persoonlijk verwijt

Voor beide gevallen geldt de maatstaf dat de bestuurder in het algemeen alleen dan onrechtmatig heeft gehandeld, als hem een ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. In de rechtspraak verstaat men onder deze vorm van bestuurdersaansprakelijkheid dat de bestuurder bij het aangaan van de verbintenissen wist (of redelijkerwijze behoorde te begrijpen) dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap (rechtspersoon) tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen én ook geen verhaal biedt voor de als gevolg daarvan optredende schade (Artikel. 6:162 BW). Alleen wanneer geen redelijk denkend bestuurder zo zou handelen is sprake van onbehoorlijk bestuur.

Invoering Flex-BV

Sinds enkele jaren is de ‘Wet vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht’ (Flex-BV) in werking getreden. De spelregels omtrent de bv zijn hiermee aanzienlijk versoepeld om het ondernemerschap te bevorderen. Bij de invoering van de Flex-BV is onder andere het startkapitaal van € 18.000 als zekerheid voor crediteuren vervallen. Hiervoor in de plaats is echter een nieuwe vorm van aansprakelijkheid voor bestuurders geïntroduceerd.

Daarnaast besluiten voortaan de aandeelhouders over de uitkering van winst en reserve. Bovendien zal het besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders moeten worden goedgekeurd door het bestuur. Als zij weet, of hoort te weten, dat na uitkering de vennootschap haar schulden niet meer kan betalen, dan hoort het bestuur het voorstel van de aandeelhouders te weigeren. Wordt er ondanks schulden toch uitgekeerd en blijkt de bv zijn betalingsverplichtingen niet meer te kunnen voldoen, dan is iedere bestuurder hoofdelijk of een bestuurder persoonlijk aansprakelijk voor het tekort dat door de winstuitkering is ontstaan. Hierdoor is de persoonlijke aansprakelijkheid binnen bestuurdersaansprakelijkheid voor de bestuurder aanzienlijk verzwaard.

Onrechtmatige-daadrechtspraak

Uit bovenstaande blijkt dat bestuurders zich absoluut niet te allen tijde kunnen verschuilen achter de rechtspersoonlijkheid van een BV bij een onrechtmatige daad of onrechtmatig handelen. De wetgeving en rechtspraak geven de curator en andere gedupeerde schuldeisers vele mogelijkheden om door het schild van de rechtspersoon heen te prikken en bestuurders in privé of een bestuurder persoonlijk aansprakelijk te stellen. Met de steeds verder ontwikkelende onrechtmatige-daadrechtspraak en de nieuwe Flex-BV lijken de risico’s van persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurder voor de schulden van een vennootschap steeds verder uit te dijen.

Bestuurdersaansprakelijkheid: deskundig advies

Voor bestuurders is van belang zich te wapenen tegen bestuurdersaansprakelijkheid en deskundig advies in te winnen. Zo zijn de risico’s zoveel mogelijk te beperken. Het runnen van een (grote) onderneming of rechtspersoon is en blijft immers een uitdagende bezigheid voor menig bestuurder. Onze advocaten weten alles van ondernemingsrecht en weten ook elk aspect waarvoor bestuurders aansprakelijk worden gesteld.

Aangezien onze advocaten zelf ook ondernemers zijn kunnen zij zich goed verplaatsen in u als ondernemer. Bent u bestuurder van een rechtspersoon en zoekt u een gespecialiseerde advocaat die bekend is met de regels van bestuurlijke aansprakelijkheid? Aarzelt u dan niet om vrijblijvend contact op te nemen met ons kantoor.

« Terug naar ondernemingsrecht
Stuur ons een bericht

Voor verdere vragen kunt u het formulier hieronder gebruiken. Wij nemen dan zo spoedig mogelijk contact met u op.